Ons immuunsysteem (afweersysteem) heeft een aantal manieren om ongewenste indringers aan te pakken. Het meest bekend is de vorming van antilichamen, de humorale afweerrespons.
Deze antistoffen bevinden zich in het lichaamsvocht en binden aan de bacteriën. Zo zorgen ze ervoor dat de cel kapot gaat of vernietigd kan worden door afweercellen (bv. fagocyten). Een ander belangrijk aspect van onze afweer bestaat uit de cellulaire afweerrespons, waar cytotoxische T cellen de indringers vernietigen. De cellulaire respons heeft zijn eigen geheugen doordat informatie over bacteriën opgeslagen wordt in T-geheugencellen. Bij een herhaalde infectie herkennen ze de binnendringer, waardoor wordt de immuunrespons sneller op gang gebracht.
De afweer bij Q-koorts
De bacterie die Q-koorts veroorzaakt, Coxiella burnetii, nestelt zich in de macrofagen, en wel specifiek in de lysosomen. Daar ondergaat de bacterie een overgang van fase 1 naar fase 2 – hierbij veranderen suikerketens op het oppervlak. De meeste mensen maken eerst antilichamen tegen fase 2, en daarna pas tegen fase 1 antigen. De reden daarvoor is niet bekend.